Nu heeft Reisgenoot me meegenomen naar Buenos Aires. “Je moet even de kou uit,” heeft hij gezegd, “In Buenos Aires is het zomer.” En zo zit ik ineens in Argentinië. Reisgenoot ligt te zonnen, er is een waterval, we zijn omringd door groen en bloemen. En dat allemaal middenin Buenos Aires, ‘de stad van de schone lucht.’
Voordat we inchecken naar Buenos Aires, zijn er een paar disclaimers. Mijn kettinkje van Conny moet ik thuislaten, ‘er zijn daar mensen voor minder vermoord.’ Ook vertelt Reisgenoot van een collega die rustig zijn koffers in de taxi zette – en weg scheurde de taxi. Mét koffers, zonder passagier. Tas bij je houden dus, is de moraal van dit verhaal. Vriendin Anna, die een tijd in Zuid Amerika heeft gewoond, doet er nog een schepje bovenop: “Pas op voor de express-kidnap, de nieuwste criminele mode in Buenos Aires.” Wat dat dan is, de express-kidnap? “Ze trekken je een steegje in en eisen 5000 euri van je vriend.” Vol goede moed stappen we het vliegtuig in, naar de meest Europese stad van Zuid Amerika, Shopenhauer indachtig: “Het ergste moet nog komen.”
Behalve de rampverhalen van geboefte in Buenos Aires, zijn er ook de roemrijke verhalen. Dat de hele stad zindert van erotiek. Dat het lijkt op Parijs, maar dan beter. Dat het in Buenos Aires elke avond feest is, tot diep in de ochtend. En maar tango’en die Argentijnen. Ze doen niet anders.
Buenos Aires moet je voelen. Geen van de verhalen klopt. Het lijkt niet op Parijs, er zijn griebus buurten waar het onkruid tussen de tegels groeit en waar een lucht hangt dat een mengsel bevat van oude frituurolie en vuilnis. Waar mensen met zweren op hun benen op straat liggen te slapen, en andere mensen in de vuilnisbakken klimmen op zoek naar voedsel. Maar ga je een hoek om, dan klateren er fonteinen en hebben de huizen gouden kozijnen. Er zijn theaters en weelderige kerken. Buenos Aires is een stad van contrasten.
Ik heb overigens niets gemerkt van bovengemiddelde criminaliteit. Heb mijn tas een paar keer onbeheerd achtergelaten in een vol café, per ongeluk. Hij lag er gewoon nog. Reisgenoot zei wel een keer dat er een man naar mijn tas stond te gluren, maar dat kan ik niet staven. Er gluren wel vaker mannen naar mijn tas of naar iets anders. De gluurman zit overal.
Ik lig hier nu onder een boom op mijn laptop te tikken. Er zijn veel prachtige, oude bomen in Buenos Aires. Dat geeft soelaas. Naast me ligt Reisgenoot een boek te lezen. Er passeren mensen, allemaal gekleed in broek en T-shirt. “Je gaat hier toch als vrouw niet vrijwillig een broek aantrekken, met dit weer.” mompelt Reisgenoot. Hij heeft gelijk. Het is bijna dertig graden, jurkenweer. Er weegt geen smoes meer op tegen het dragen van een broek, behalve dat het ‘macht der gewoonte’ is. De mensen kijken niet vrolijk en van de erotiek die in de lucht zou hangen, voel ik niets. De meeste Argentijnen hebben kopzorgen. Naar verluid is 40% werkloos, het land is failliet, er is monetaire inflatie. En de tango dan? “Daar hebben we helemaal geen tijd voor,” vertelt een Argentijnse man me. “We zijn hier vooral aan het overleven.”
Reisgenoot slaat zijn arm om me heen. We horen het ruisen van de bladeren. Een kind rent achter een duif aan. De boom waar we onder liggen heeft zo’n dikke stam, dat hij misschien wel 400 jaar oud is. We liggen in een soort groene bubble te kijken naar het leven om ons heen. Ik denk aan de vrouwen die elke week demonstreren op het plein hier in Buenos Aires, omdat hun zonen zijn verdwenen. Mijn zoon is op dit moment in Utrecht aan het blokken voor zijn examen. Mijn dochter heeft vorig jaar nog gedemonstreerd op het Malieveld. Ze is niet verdwenen.. Hier, tussen de wortels van de eeuwenoude boom, is onze oase in de wildernis van Buenos Aires. We zijn gezegende mensen, en daar moeten we dankbaar voor zijn.
Info: jurk, Ivy en Oak, foto, Bart Leenders.