Ik ben 18. Ik heb gespaard voor een goede rugzak voor een paar maanden Israël. Mijn middelbare schooldiploma op zak, de geelgespoten gettoblaster aan de zijkant van de rugtas vastgebonden. Op Schiphol is het overweldigend. Ik hoor talen om me heen die ik niet ken, er lopen stewardessen en piloten in pakken met gouden strepen op de schouders, mensen in gekleurde gewaden. Het is intens druk. Overal zijn mensen, soms groepjes, zakenmensen. In het oog van al die turbulentie sta ik daar met mijn rugzak. Ik ben een stil verwonderingspunt tussen al die rennende en voortsnellende mensen. Ik weet eigenlijk niet welke kant ik op moet. Tot er een vrouw passeert, van ergens tussen de 40 en de 50. Ze heeft rode pumps aan en een mooie, niet heel grote tas om de schouder. Ze lijkt precies te weten waar ze naar toe moet. Ze loopt snel, alsof ze een vliegtuig moet halen. Ze ziet er mooi uit, vind ik. Ik kijk haar na, tot ze in haar jurk niet meer te zien is. Ik voel een diepe bewondering, een sensatie die bijna neigt naar jaloezie. Ik beloof mezelf dat ik als ik 40 ben, ik ook zo wil zijn, dat ik journalist ben en hier op de luchthaven moet zijn vanwege werk. Dat ik dan een vrouw ben die weet waar ze heen moet.
Jaren later. Ik ben midden 40 en moet op Schiphol zijn omdat ik een reportage ga maken voor het magazine Luister. Ik ben vroeg opgestaan en heb niet veel mee, want vanavond vlieg ik weer terug. Als ik naar de gate loop, ik heb een beetje haast want ik heb het allemaal wel heel strak gepland, staat daar een meisje van een jaar of 18 onder de borden. Ze heeft een rugzak op en ziet me.
“Kan ik je helpen? “ vraag ik.
“Nee hoor,” zegt het meisje. Ze kijkt me recht aan, een beetje nieuwsgierig.
“Goede reis.” .
“Dank u wel,” zegt het meisje. Ze klinkt een beetje verlegen. Als ik wegloop, voel ik dat ze me nakijkt.
In het vliegtuig realiseer ik me hoe bijzonder dit moment was. Dat meisje van net, dat was ikzelf. Een soort verdichting, verleden en heden tegelijk. Het vliegtuig stijgt op. Even later sta ik tussen de zingende monniken in Oostenrijk met mijn notitieblokje.
We schrijven zeven jaar later.
Straks loop ik weer tussen de hemel en de aarde op de Zuidas, op weg naar de De Boelelaan. Ik ben de vrouw op rode pumps geworden die ik vroeger wilde zijn. Het leven was tot nu toe een enerverende reis vol verrassingen, afslagen, scha, schande en intens geluk. Nog steeds ben ik een dankbare reiziger in het leven, en ik heb het reizen lief. Ik heb de afslag theologie genomen. Ergens klonk een de stem dat ik voort moest, dat ik een ander gebied in moet, mogelijk op ander schoeisel. Ik zie er tegenop, ik weet niet of ik het kan. Ik heb tegen gesputterd. Ik heb met de stem afgesproken dat als mijn eerste cijfer lager dan een 7.5 zou zijn, ik dit traject zal stoppen. Mijn eerste cijfer was anderhalf punt hoger dan ik had ‘afgesproken’. Daarom ga ik voort op dit pad. Journalist en schrijver zal ik vermoedelijk altijd blijven. Ik ben verslaggever in dit leven, zo ben ik afgesteld. Waar dit nieuwe pad verder toe zal leiden, weet ik niet. Ik geef me over. Verras me maar. Ik ben weer het meisje van 18 op het kruispunt van lijnen op Schiphol.