Ik ren in mijn petrol rok en klapfiets over het station. Ik ben niet de enige. Overal rennen mensen. Ergens tussen al die hollende mensen staat verdwaasd een Engelsman om zich heen te kijken.
Het moet een raar gezicht zijn. Op Nederlandse stations wordt voortdurend door iedereen gerend, hoewel daar eigenlijk niet echt reden voor is. Vanuit Utrecht gaat er bijna naar elke windstreek om het kwartier een intercity.
Nu ik nahijgend vanuit mijn raampje van de intercity naar Heerlen kijk, zie ik een vrouw van een jaar of vijftig op hoge hakken rennen, een man die zijn pet vasthoudt terwijl hij de roltrap op snelt en een moeder die in looppas haar kleine kind achter zich aantrekt. Verder staan er op het perron een paar mensen stilstaand te appen. Ah, daar holt er weer één, een studentachtig meisje met hippiehaar, haar rugtas hobbelt op haar rug.
De Engelsman die daar in zijn brogues en met zijn aktentas temidden van het gewoel stond, vroeg aan mij, de vrouw die gejurkt met klapfiets voortholde: ‘Why are all these people running the whole time??’ Goeie vraag. Waarom rennen Nederlanders de hele tijd, op stations? In Portugal ging twee keer per dag een trein, niemand rende.
De trein rijdt inmiddels. Ik heb een enorme sprint moeten trekken vanochtend. Snel staand een tweede espresso in de mik, kan nog net. Hee waar is mijn sleutel, nog in mijn jas? Welke jas had ik gister aan? Zo gaat het ’s ochtends, het zijn de secondes die tellen. En het begon allemaal bij het opstaan, omdat ik twee minuten langer in bed bleef liggen omdat ik een nieuwsitem af wilde luisteren.
Gelukkig heb ik een wijde rok aan, met een kokerrok kun je niet echt rennen of hard fietsen. Ik denk terug aan de Engelsman, die daar nog ergens rustig boven op Utrecht Centraal staat tussen alle zich haastende mensen, als een soort rustpunt. Ja, ik had eerder van huis kunnen gaan, bijvoorbeeld door die espresso niet te drinken. Wij Nederlanders zijn van de strakke planning, en dan moet je af en toe versnellen.