Zoon is netjes. We gaan samen naar de stad om naar kleren voor hem te zoeken voor een bruiloft. Ondertussen heb ik in mijn hoofd dat ik naar de Bijenkorf wil, jurken kijken, van Ted Baker en Karen Millen. De sale is begonnen.
Hij vindt een keurige broek en een overhemd. “Hoe moet ik dit strijken?” vraagt hij zich af. Strijken? Hoe kom ik aan een zoon die zijn overhemden wil strijken? Ik kan me niet herinneren dat ik ooit iets heb gestreken. Er doemen vage beelden op, van mijn moeder die bij de tafel theedoeken en overhemden aan het strijken is. Ik zit op een krukje, mijn benen komen niet aan de grond. Er is een rust, mijn moeder die strijkt, en steeds die ritmiek van het stoomgeluid als ze strijkt en daarna ijzer op ijzer. Floesjjj – floesjjj – klik. Floesjjj – floesjjj – klik. Ze is een beetje in gedachten verzonken. Ze heeft haar lichtblauwe jurk aan, met het houten kersje. Ik vind het haar mooiste jurk, het past bij haar donkere haar. Het stapeltje gestreken goed groeit. Dankbaar werk is het eigenlijk, strijken. Alle kleren zien er daarna zo spik en span uit. Je ruikt ook dat het gestreken is, die geur van gestoomd water.
“Strijken is iets is uit de vorige eeuw,” vertel ik mijn zoon. “De meeste overhemden zijn recht als je ze nat ophangt.” “Ik weet dat jij dat zo doet, als je een blouse aan hebt gehad,” zegt hij, “maar ik vind dat niet netjes.”Hij heeft kennelijk geregistreerd hoe ik mijn druipende overhemd een keer uitsla en dan ophang, en de volgende dag weer aantrek. “Dat kan netter,” heeft hij gedacht. Tja. Hébben wij eigenlijk wel een strijkplank? Ik geloof het wel, ergens achterin de schuur. Achter de reiskoffers staat nog zo’n ding, in elkaar gezakt.
We gaan nog even naar WE voor Zoon, onderweg wil ik nog de makeup-zaakje Kiko aandoen. Mijn studenten, een groep van 8 vrouwen, hebben gezegd dat de lipstick van Kiko een volle dag houdt. Het prijsverschil tussen mijn lipstickmerk Chanel en Kiko is zo groot, dat ik het een test waard vind. “Ga jij maar vast door naar WE, ik kom zo achter je aan,” zeg ik tegen Zoon. Maar hij hij gaat mee naar binnen, womensarea in. Geduldig staat hij te wachten als ik tussen die 1000 lipstickkleuren sta te dubben. De lipstick moet passen bij mijn lichtblauwe jurk,
De bemoeienis van de verkoopster helpt niet. “Neem deze,” zegt ze, en ze geeft me een bruinrode lipstick. Ik ben nogal kritisch op lipstick, en ik heb een speciale hekel aan de bruintint, omdat dit je tanden geel maakt. Ik zie het bij collega’s. “Ik hou niet van bruin en oranjetinten,” zeg ik. “Dit is wel een mooie kleur hoor, “ houdt de verkoopster vol. “Of deze,” ze rijkt ze me een poepbruine lipstick aan. Ik zeg dat ik zelf verder kijk, dank u wel. Bij het afrekenen probeert ze het nog één keer: “Toch niet die bruine? Die had je mooi gestaan.” Mijn zoon staat op de achtergrond. Hij heeft alles gehoord en gezien.
“Die heeft niet echt door hoe je moet verkopen.” is zijn commentaar buiten. “Als een klant zegt dat hij geen bruintinten wil, ga je juist alle kleuren zoeken die dat niet hebben.” Hij verbaast zich. “En je gaat toch ook niet in discussie over een kleur met een klant. Je hebt allemaal een andere smaak! Zo verkoop je niets.” Wat is hij toch een analytische beschouwer.
Ook later bij de Bijenkorf stelt Zoon zich geduldig en vriendelijk op. Zoon zeurt niet, dat heeft hij nooit gedaan. Terug op de fiets zegt hij dat hij niet kan wachten om zijn nieuwe broek aan te doen. Hij maakt zich zorgen om de strijkplank. Moet je de kreukel eruit strijken als je het overhemd uit het plastic haalt, want hij zit nu opgevouwen. De tassen van WE en Broekman bungelen aan zijn stuur. “Je bent toch niet je nieuwe jurk vergeten he?” schiet hem opeens te binnen, want we hebben inderdaad een jurk aangeschaft bij de Bijenkorf. Hij kent zijn moeder langer dan vandaag.
Thuis is Zus er al. Hij showt zijn kleren. Hij vraagt aan zus of het overhemd zo wel kan, met die vouw uit het plastic. “Tuurlijk joh!” roept ze “Dan kan je juist zien dat hij nieuw is! Staat je hartstikke mooi!” Dat moest hij even horen. Ik pas mijn jurk. “Mam, je krijgt kapot veel complimenten met die jurk!” roept ze enthousiast. Ze voegt er aan toe “ik vind het altijd heel leuk als ik complimenten krijg.”
En terwijl mijn dochter door het huis danst en mijn zoon in de spiegel kritisch naar de kreukel in zijn nieuwe overhemd kijkt, besef ik hoeveel ik van dat vijftienjarige schorriemorrie hou. Hoe lief ze zijn.
Jurk, Collectiv, laarzen, Sacha, foto, Kilian