Ze ging de catacomben van Parijs in, kondigde ze aan. Niet het legale gedeelte, dat had ze al gezien. Dat smaakte juist naar meer, naar de 299 kilometer catacomben die niét legaal waren. Spannend! Ja, je bedoelt dat gedeelte waar allerlei gespuis huist dat het daglicht niet kan verdragen, zei ik als moeder. Waar mensen verdwalen in het labyrint van 299 kilometer, in duistere diepte onder de grond. Waar de resten liggen van zes miljoen mensen die er ooit waren begraven. Ellepijpen, scheenbenen, schedels. Verdwalen zonder uitzicht en zonder bereik is erg, maar dáár verdwalen, dat is echt een nachtmerrie. “Nee.” zei ik. “Please, don’t go, dochter.”
Inmiddels had ze ‘cataphiles’ ontmoet, hoe mag Joost weten. Het is een groep mensen die er een hobby van heeft gemaakt om af en toe via een put de catacomben van Parijs in te kruipen. Geheimzinnige mensen. Ze kennen er de weg en ze maken er kamers, waar ze feesten organiseren en waar ze met hangmatten slapen. Het zag er niet naar uit dat ze dit vermaledijde plan zou loslaten, in tegendeel, het plan om de catacomben in te gaan, begon vorm te krijgen.
Eerlijk gezegd snap ik haar. Ik wilde op haar leeftijd ook de catacomben in, maar ik had geen cataphiles ontmoet. Ik denk niet dat ik iets zou hebben aangetrokken van wat mijn moeder had gezegd. Maar nu zit ik zelf in die positie: Stel je voor, je dochter loopt daar met een paar onbestemde types in eeuwenoude gangen onder Parijs die deels op instorten staan, tussen de skeletten, onbereikbaar en onvindbaar. Wat als ze de weg kwijt raakt? Als moeder is dat geen aangenaam beeld, kan ik hier melden.
Alles deed ik om haar te weerhouden van de catacomben, of in ieder geval het plan uit te stellen, in de hoop dat van uitstel afstel kwam. Zijzelf deed het omgekeerde, behalve een schoolopdracht had ze inmiddels een opdrachtgever gevonden voor haar artikel over de catacomben. Ze was de invalshoek aan het uitwerken en voorbereidingen aan het treffen, zoals lieslaarzen kopen want ze moesten hele stukken door het grondwater waden. De prinses op lieslaarzen, dat vond ik dan wel weer grappig, maar meer humor dan dit zat er wat mij betreft niet in.
Ik trok alles uit de kast om haar uit de catacomben te houden. Ook mijn laatste troefkaart, die van emotionele chantage. Dat mag eigenlijk niet, vind ik, ik doorbreek daarmee mijn eigen opvoedingsprincipes. Het is een laatste redmiddel, een soort prednison. Het middel slaat niet aan. “Sneu mam, dat je er slapeloze nachten van hebt, maar ik ga wel die catacomben in. En ja, ik hou ook van jou. Weet je toch. Dat staat hier los van.” Mijn wanhopige cynisme (“Geniet maar van je gehaktbal, voor je voorgoed onder de grond van Parijs verdwijnt om daar een akelige dood te sterven.”) had geen effect. Ik schetste horrorscenario’s van verkrachting op een één of ander luguber feest in de catacomben maar ze zei: “Dat zal wel loslopen mam, de cataphiles zijn aardige mensen. Je doet te dramatisch.”
Ze gaat.
In arren moede geef ik haar maar een kompas mee (je telefoon werkt daar niet), een knijpkat die werkt op een dynamo en een krijt. Daar heb ik nog behoorlijk lang naar moeten zoeken trouwens, naar die knijpkat. “Zet pijlen op de muur als je zoekraakt en volg op het kompas de pijl naar het Noorden, dan loop je geen rondjes.” Het lijkt wel padvinderij, maar het is bloedernstig. Ik zie het namelijk voor me. Mijn hart krimpt. Ik wil haar niet kwijt, en zeker niet op deze manier, tussen de skeletten, onder Parijs, in een driehonderd jaar oude instortende gang in het donker, helemaal alleen. Ze stopt het kompas en de knijpkat in haar rugzak en belooft door te geven waar ze het putdeksel optilt en met de cataphiles onder de grond verdwijnt. Dat stelt me iets meer gerust, dan weet ik in ieder geval waar ik haar zoeken moet.
De nacht dat ze weg is, kan ik niet slapen. En als ik even indommel, heb ik vreselijke beelden. Van donkere raves op duistere muziek, dochter die daar weerloos… hier stop ik. Hou het erop dat de Erlkönig van Goethe er niets bij is.
Maar de volgende dag komt er bericht! Eerst een filmpje, dat ze gemaakt heeft in de catacomben. Ze danst op een vaag Fins lied, waar we twee dagen daarvoor nog om moesten lachen. “Speciaal voor jou, mam!.” Dat filmpje is gemaakt om drie uur ’s nachts, toen ik inferno-achtige taferelen voor me zag in mijn bed in Utrecht. Daarna volgt een appje hoe geweldig het was, en dat ze nu gaat slapen, ze heeft de hele nacht gelopen. Als de opluchting voorbij is realiseer ik me dat het lief is, ze heeft ’s nachts nog aan me gedacht daar in de catacomben en ze appt me zodra ze boven is. Ik voel weer zoveel liefde.
De volgende dag komt ze thuis. Ze zit uren te vertellen. Wát een geweldige verhalen. Wat een avontuur. Ik zie uit naar het artikel in Panorama en ben vreemd genoeg trots dat ze gegaan is en zich niet heeft laten weerhouden. Oja, de cataphiles hadden moeten glimlachen om het kompas. “Très mignon,” hadden ze gezegd. Hoezó ‘schattig’….
coverfoto via pixabay